Uitgangspunten voor deze begroting:
- Alle bedragen in deze begroting luiden in duizendtallen, tenzij anders vermeld.
- De begroting voldoet aan de kaders zoals door uw Raad gesteld in de Financiële Verordening, de Nota Reserves en Voorzieningen, de nieuwe IJkpuntennota en de Kadernota.
- De loonindex voor de gemeentelijke loonsommen in 2022 bedraagt conform de Kadernota 2,5% ten opzichte van de begroting 2021, waarvan 1% voor CAO-loonstijging en 1,5% voor stijging sociale premies. Er is momenteel nog geen nieuwe CAO afgesloten. De onderhandelingen daarover zijn nog gaande. Er is een kans dat de CAO of pensioenpremie-ontwikkeling groter is dan wij nu inschatten. Hier kan de bedrijfsvoeringsreserve als eventuele dekking tegenover staan mits de lasten niet binnen de programma's opgevangen kunnen worden.
- De prijsindex voor de gemeentelijke budgetten in 2022 bedraagt conform de ramingen van het Centraal Planbureau 1,5%.
- De gecombineerde loon/prijsbijstelling van de gesubsidieerde instellingen komt conform de Kadernota in 2022 uit op 2,4% ten opzichte van de begroting 2021.
- De indexering van de gemeentelijke bijdragen aan de coöperaties onderwijshuisvesting Samenfoort PO en Samenfoort VO worden op basis van nacalculatie geïndexeerd met het percentage van het accres gemeentefonds. Het definitieve accrespercentage 2020 is in de meicirculaire 2021 gepubliceerd en bedraagt 4,62%.
- De tarieven voor de OZB en andere belastingopbrengsten worden in 2022 op grond van de Kadernota trendmatig met 2% verhoogd (los van eventuele andere effecten, zoals de afbouw van de precariobelasting en de herwaardering bij de OZB).
- De tarieven voor leges en retributies (onder andere afval en riool) worden bepaald op grond van de begrote kosten en de afgesproken 100% kostendekkendheidspercentages. De tariefaanpassingen zijn daarmee een resultante van de kostenontwikkelingen.
- Alle genoemde tarieven zijn onder voorbehoud van afzonderlijke vaststelling door uw Raad.
- Alle ramingen zijn in constante prijzen. De baten en de lasten van de jaarschijven 2023 tot en met 2025 zijn gebaseerd op het loon- en prijspeil van 2022.
- De functionele doorbelasting van de rentekosten via de rente-omslag is in de begroting 2022 op grond van de BBV-wetgeving opnieuw berekend. Dit percentage is vastgesteld op 1%.
- Aan grondexploitaties wordt ook rente toegerekend. Dat percentage wordt voor 2022 conform voorgeschreven berekeningen vanuit het BBV vastgesteld op 2%.
- Aan reserves en voorzieningen wordt in principe geen inflatie- of rentevergoeding toegekend.
- De overheadtoerekening aan de onderscheiden programma’s in de begroting is conform het BBV afgeschaft. Aan investeringen, leges en projecten worden nog wel uren en overhead toegerekend. Voor het overige wordt de overhead zoals gedefinieerd in het BBV op het programma ‘Bedrijfsvoering’ verantwoord.
- De personele lasten en baten van de gehele organisatie worden verdeeld (doorbelast) naar de diverse programma's. Ten opzichte van de doorbelasting van 2021 maken we nu onderscheid tussen de incidentele en structurele posten. De structurele posten zijn via een algemene verdeelsleutel over de programma's verdeeld. De incidentele posten zijn zuiver toegerekend aan de programma's waaraan deze baten/lasten beschikbaar zijn gesteld. In 2021 werden ook de incidentele baten/lasten via een algemene verdeelsleutel over de programma's verdeeld.
- Het uitgangspunt is dat er in 2022 69.600 woningen in Amersfoort zijn; in 2023 70.400 woningen; in 2024 71.200 woningen en in 2025 72.000 woningen. Dit betreffen louter de verblijfsobjecten met een woonfunctie. Voor de raming van het gemeentefonds worden andere aantallen gebruikt; daarvoor wordt onder andere ook het aantal verblijfsobjecten met een logiesfunctie meegenomen. Dit is exclusief de woningen die bij Podium gebouwd mogen worden.
- De programmabudgetten stijgen of dalen aan de hand van de stijging of daling van het aantal inwoners of woningen; dit noemen we de areaaluitbreiding.
- Voor de afschrijving van de activa verwijzen wij naar de financiële verordening en de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in deze begroting.
- Voor de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen onderscheiden we twee voorzieningen:
- Een voorziening voor wachtgelden van ex-wethouders;
- Een voorziening voor pensioenen van wethouders.
- Aangezien de overige jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen jaarlijks van vergelijkbaar volume zijn, zijn hiervoor geen voorzieningen gevormd maar zijn deze via de begroting afgedekt.
- De norm voor variabele overheadkosten bedraagt € 5.230 per fte en we nemen deze jaarlijks op als autonome ontwikkeling (groei of daling) in de Kadernota.
- De norm voor beperkte vaste overheadkosten bedraagt € 31.370 per fte en we nemen deze jaarlijks op als autonome ontwikkeling (groei of daling) in de Kadernota.
- Het overige deel van de vaste overheadkosten van € 34.600 per fte wegen we indien nodig als claim jaarlijks integraal af bij de Kadernota.
- De norm van de nieuwe werkzaamheden voor regiogemeenten en derden bedraagt € 71.200.
- Alle vrijvallende afschrijvingslasten van activa in een jaarschijf (niet zijnde activa gekoppeld aan kostendekkende producten), doordat bijvoorbeeld een activum volledig is afgeschreven maar nog niet wordt vervangen, behouden we binnen programma 5.1 als dekking van de kapitaallasten van nieuwe/toekomstige vervangingsinvesteringen. Voorheen werden deze vrijvallende middelen gestort in de reserve toekomstige vervangingsinvesteringen.
- Onze begroting voldoet aan de Begrotingsrichtlijnen zoals de Provinciale Toezichthouder die uitgevaardigd heeft voor de meerjarenbegroting 2022-2025.
- De baten en extra baten (of minder lasten) duiden we aan met een '+'-teken;
- De lasten en extra lasten (of minder baten) duiden we aan met een '-'-teken.
- Tegenvallers binnen een beleidsprogramma worden op grond van het Coalitieakkoord 2018-2022 zoveel als mogelijk binnen dat programma opgelost.
- In sommige programma's komen grote projecten ter sprake. We nemen iets op in het overzicht van de (grote) projecten in de volgende gevallen:
- a) ze worden geactiveerd (bijvoorbeeld investeringen) of komen ten laste van een voorziening en zijn groter dan € 4,8 miljoen;
- b) ze komen rechtstreeks ten laste van de exploitatie en zijn groter dan € 1 miljoen;
- c) het zijn projecten die politiek / bestuurlijk van belang zijn, zoals bijvoorbeeld de invoering van de omgevingswet. Over de grondexploitaties rapporteren we via het MeerjarenProgramma Grondexploitaties (MPG) en vallen hier dus buiten.
Conform de Kadernota 2022-2025 laten we het financieel solide beleid met een begroting die voor alle jaarschijven van de komende meerjarenbegroting reëel, materieel en structureel sluitend is, vanwege de grote financiële onzekerheden, alleen voor de jaarschijven 2024 en 2025 los. Voorafgaand aan de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2022 presenteren we (ombuigings)voorstellen die gericht zijn op een voor alle jaren van de jaarschijven 2023-2026 structureel sluitende begroting 2023-2026.